Langzaam loopt er een traan uit mijn ooghoek. ‘Meisje, weet je wel hoeveel ik van je hou?’ fluister ik. ‘Weet je ècht hoeveel ik van je hou?’ Ik druk een kus op haar haar, ik begraaf mijn hoofd in haar nek. Ze knikt zachtjes. ‘Ja, mama’, fluistert ze terug. ‘Ik hou ook van jou.’ Ik zucht. Hoe is het mogelijk, na een dag als vandaag?

De ochtend begint al niet zo goed. Ik mag wat langer in bed blijven liggen, maar zodra ik beneden kom, begint het zeuren, huilen en dreinen. Alles wat ik vraag wordt teruggekaatst: ‘jij moet me helpen, mama.’ En als ik niet help? Dan komen er grote krokodillentranen tevoorschijn.

Om uit de vervelende sfeer te komen, mag je mee naar de winkels. Maar het wordt er niet beter op, eerder slechter. Nog meer tranen, nog vaker ‘nee, dat wil ik niet!’. We gaan kijken voor nieuwe schoenen, maar geen enkele schoen zit goed of is mooi genoeg. Uiteindelijk lopen we zonder nieuwe schoenen terug naar de auto, maar dat is natuurlijk ook niet goed. Je gaat treuzelen op het zebrapad en begint te huilen dat je niet naar huis wilt. Ik pak je arm te hard vast. ‘Meelopen jij, nu!’ snauw ik. Je schrikt, en je huilt nog harder. Natuurlijk huil je nog harder.

Thuis gaat het door. Het maakt niet uit wat ik probeer, je blijft dreinen. Geef ik je broertje een knuffel? Dan wil jij er twee. Geef ik je broertje een knipoog? Dan ga jij tussen ons in staan. Wat is er toch met je? Je weet toch dat ik net zoveel van jou hou? Je mag je broertje niet slaan. Maar dat zei ik een minuut geleden ook al tegen je.

Uiteindelijk leg ik je even in bed. Misschien ben je te moe om jezelf te zijn vandaag. Het is half drie. Ik zucht. Als je straks wakker wordt, is het nog maar vier uur voordat je weer naar bed gaat. Wedden dat we die vier uur samen goed doorkomen?

Maar helaas, als je uit bed komt, gaat het niet beter. Je wilt fruit dat we niet hebben, wilt fietsen als we gaan wandelen. Je blijft dingen doen die je niet mag doen, en ik voel me een politieagent. ‘Niet op het ingezaaide gras lopen!’ ‘Niet op de rand lopen!’ ‘Niet op de straat lopen!’ Niet, niet, niet! Ik voel me moedeloos. We bedenken uiteindelijk een wedstrijdje: ‘wie het eerste is!’ en samen rennen we zo hard we kunnen. Je schatert terwijl je voor me uit rent.

Maar na een tijdje begin je weer te huilen als je merkt dat je niet voorop loopt. ‘Ik wil de eerste zijn, mama!’ roep je door de straat. Ik stop met rennen. Dit werkt niet. Uiteindelijk ren je een stuk vooruit, om als eerste thuis te zijn. Op de hoek van de straat sta je te wachten tot we aankomen, met een brede lach. Maar als je vervolgens niet als eerste over de drempel stapt, zak je huilend in elkaar op de stoeprand.

En nu liggen we hier. Ik heb vandaag geschreeuwd, ik heb je meegetrokken aan je hand, ik heb je naar binnen geduwd als je buiten drama begon te maken. Ik heb mijn geduld vaker verloren dan me lief is. En nu liggen we hier.

Je armpje heb je om mijn nek geklemd, ik voel je warme adem. Je kleine lijfje is ontspannen en je vertelt over je knuffelschaapje, dat hij zo blij is dat je weer in bed ligt. Dan wrijft je jouw neus tegen mijn neus aan, en geeft ‘visite-kusjes’ op mijn wang. Je zingt zachtjes ‘slaap kindje slaap, daar buiten lopen een vlinder en een beertje. Een vlinder en een beertje met voetjes, die drinken hun melk zo zoetjes…’

Je hervat je greep om mijn nek. ‘Mama, wil je mijn rug even aaien? Dat vind ik heel fijn.’ Langzaam begin je wat zwaarder te ademen. Hoe kan je zo ontspannen liggen, zo vol rust na een dag als vandaag? Ik voel me schuldig. Ik had vaker door mijn knieën moeten gaan om je vast te houden. Ik had door je tranen heen moeten kijken. Maar ik kon het niet.

Langzaam loopt er een traan uit mijn ooghoek. ‘Meisje, weet je wel hoeveel ik van je hou?’ fluister ik. ‘Weet je echt hoeveel ik van je hou?’ Ik druk een kus op je haar, ik begraaf mijn hoofd in je nek. Ze knikt zachtjes. ‘Ja, mama’, fluister je terug. ‘Ik hou ook van jou.’ Ik zucht. Waar heb ik het aan verdiend?

Meer weten over driftbuien bij peuters? De meest voorkomende oorzaken leg ik hier uit.